Bel-me-niet-register

Ik was al de hele ochtend bezig met mijn werk. En de middag. Werk betekent voor mij: thuiszitten achter de computer en braaf stukkies tikken voor de baas. Ik werk namelijk voor de afdeling communicatie en daar hebben ze graag dat je stukkies tikt en wel op een manier dat iedereen het begrijpt, dus ook jan-met-de-korte-achternaam uit de plaatselijke achterstandswijk. Zodat hij ook begrijpt wat er gebeurt als morgen de straat wordt opengebroken en de aannemer de riolering met tussenstukken en al uit de straatstenen trekt. Dat betekent dat Jan even niet naar de wc kan en zijn behoefte tijdelijk op een emmertje moet doen. Leg dat maar eens uit in een brief aan twee jaar lagere school. Ik kan het. Hallo. Morgen kunt u niet poepen of pissen. Houd het op of doe het ergens anders. Overmorgen kunt u weer doortrekken. Met vriendelijke groet.

Als ik zo’n brief geschreven heb, volgt er een tweede. Dat je niet kunt parkeren in de straat, want de bomen gaan eruit. Daarna volgt een bericht op de website. Of je de tegels uit de straat wilt halen, anders overstroomt de rivier. Of zo iets. Een regenton helpt ook. In Limburg had iedereen een regenton om water op te vangen. Het hielp niet. Na zes brieven, vier berichten voor de website en iets over een storing in een computerprogramma dat niemand gebruikt, was ik het zat. Mijn ogen vielen dicht. Ik dacht: ik doe een dutje, want ik zit niet ver van mijn pensioen af en dan heb je dat gewoon nodig. Ik deed mijn ogen toe. Dat duurde drie minuten.

Telefoon.

Het was niet de vaste lijn die zo lekker goedkoop is als mijn moeder mij wil bellen, maar de mobiele telefoon. Een Nokia. Zo’n kleintje die uit je klauwen valt als je hem wilt pakken. Ik stond op van de bank, grabbelde in het laatje waar de Nokia ligt, drukte het groene icoontje in en zei mijn naam. Aan de andere kant van de lijn probeerde iemand zich voor te stellen. Ze zei dat ze van een onderzoeksbureau was. Dat was ook het enige dat ik verstond. De rest ging aan mij voorbij. Of ze mij een paar vragen mocht stellen. Dat mocht ze niet. ‘Volgens mij sta ik in het bel-me-niet-register' probeerde ik haar duidelijk te maken. Een duidelijkere hint om eigenlijk te zeggen dat ze de verbinding met mij moest verbreken en wel onmiddellijk kon ik niet geven. Ze begreep het niet. 'Nee hoor, het bel-me-niet-register is alleen voor commerciĆ«le bedrijven en ik kan u verzekeren dat we u niets willen verkopen. We doen onderzoek en willen u alleen een paar vragen stellen.'

Ze klonk als een heks. Ik zag haar al voor me: gehuld in een zwarte jute zak, een neus als een liegende Pinokkio en een wrat op de linker neusvleugel. Als ze me had verteld dat ze een lekker aftreksel van gekookte vleermuishart in de vriezer had liggen tegen spataderen en dat ik die voor een zacht prijsje kon kopen, had ik het ook geloofd. Maar vermoedelijk zat ze in haar thuiswerkjapon aan de keukentafel ergens drie hoog achter tegen een minimumuurloon mensen zoals ik lastig te vallen met vragen over een onderzoek waar ze zelf ook de ballen verstand van had. Ze gaf het op. 'Anders moet u dat nog maar eens nalezen op internet over dat bel-me-niet-register. Ik wens u nog een prettige dag verder.' Ik bleef even hangen, hoorde dat de lijn nog openstond, zei ‘dag Eucalypta’ en verbrak de verbinding.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Thuiswerken

Er zit een man in het portiek

Vakantie