De witgoedmonteur
‘U bent zeker een man alleen?’ De vrolijke witgoedmonteur kijkt me een beetje meewarig aan. Tien minuten geleden stond hij voor mijn deur.
Dat zat zo.
Afgelopen zondag ging mijn wasmachine kaduuk. Ik had een paar T-shirts die ik even wilde wassen in de trommel gedaan en het snelste programma dat er is – de superkort 15 - aangezet. Na een uurtje ging ik eens kijken in de badkamer. Daar staat namelijk mijn wasmachine, omdat er nergens anders in mijn kleine stadsappartement met tuin plek voor is. En uiteraard omdat in de badkamer de aansluiting zit voor elektra en de aan- en afvoer van het water. Dus waarom zou je zo’n machine ergens anders neerzetten. Dat levert alleen maar gedoe op met extra stopcontacten en een afvoer die je dan ergens anders moet monteren. Dat kan ik allemaal niet. Vandaar: de wasmachine staat in de badkamer.
Als ik de badkamer binnenstap, zie ik dat het display niet aanstaat. Dat klopt dus niet. Ik probeer het deurtje van de frontlader (mijn wasmachine is een frontlader) open te doen. Geen beweging in te krijgen. Ik probeer het nog een keer. Zelfde resultaat. Het is al laat en ik heb geen zin om er nu nog naar te kijken. Ik ging er eens een nachtje over slapen, morgen is er weer een dag en bovendien: sommige problemen lossen zich vanzelf op. Time heals all wounds.
De volgende morgen na het opstaan, loop ik op de tast de badkamer in. Daar staat namelijk het toilet. Die stond daar al toen ik in dit appartementje ging wonen en het leek me verstandig ‘m daar te laten staan anders krijg je hetzelfde dilemma als hierboven besproken met een wasmachine die je ergens anders zou kunnen zetten, maar, nou ja fuck it. Ik ga het niet nog een keer uitleggen.
De wasmachine deed het deze morgen ook na een nachtje slapen nog steeds niet en ik heb er geen verstand van. Ik keek of de stop misschien was doorgeslagen. Ik opende de stoppenkast, checkte op welke groep de wasmachine zat, draaide er een stop uit en een nieuwe erin en liep terug naar de badkamer. Het display bleef uit, het deurtje bleef dicht. Er zat maar een ding op.
We bellen de wasmachinezaak.
‘Weet u zeker dat het niet de elektriciteit is?’
‘Dat weet ik niet zeker’, zeg ik. ‘Maar ik heb de stoppen al vernieuwd en er
zit nog steeds geen leven in de machine.’
‘We sturen onze witgoedmonteur. Hij gaat u vandaag of morgen bellen.’
Tevreden hang ik op.
De volgende dag heb ik de vrouw van de monteur aan de lijn. Haar man komt
donderdag tussen twee en vier.
Ik hang nog tevredener op.
En nu staat hij dus voor de deur. ‘Ik
zoek me een ongeluk’, zegt hij. ‘Ik heb u nog geprobeerd te bellen. U heeft
drie nummers, maar u neemt op geen van drieën op.’
Ik verontschuldig me voor het feit dat ik a. niet opneem en b. mijn
stadsappartement met tuin zich bevindt in een hofje dat werkelijk niemand kent,
zelfs mijn doorgewinterde stadgenoten niet.
Het blijkt dat de monteur bij mijn vaste nummer
een nulletje is vergeten in te tikken, dat mijn privé mobiele nummer
niet is afgegaan, omdat het vermoedelijk een Nokia uit 1910 is en ik mijn
werktelefoon op ‘stil’ had staan omdat ik aan het schrijven was en ik dan niet
wil worden gestoord. Zelfs niet door een witgoedmonteur die mijn wasmachine
komt repareren. Hij komt er vanzelf wel achter waar ik woon en dat klopt dus.
‘Nou ja, ik kwam niet voor de
telefoon’, vervolgt hij. ‘Waar staat de
wasmachine?’
Ik loop hem voor naar de badkamer en laat hem de wasmachine zien. Hij trekt aan
het deurtje. Die blijft dicht.
‘Volgens mij is het de elektriciteit’ zegt hij. ‘Ik zal eens kijken.’
Hij pakt een schroevendraaier uit zijn gereedschapskist, klimt op de wasmachine
en schroeft de trekschakelaar open.
‘Er hangt een draadje los. Kijk, meneer het is losgeschoten.’
Ik knik.
‘Het is ook helemaal niet netjes aangesloten. Wie heeft dat nou zo gedaan?’
Ik zeg dat het vermoedelijke de vorige monteur was. ‘Die wasmachine heb ik nu
acht jaar. Het zal toen wel zijn gebeurd.’
‘Ik ga ‘m even goed aansluiten meneer. Kijk, die koperdraad is gewoon blauw.
Dat is niet goed hoor.’
Na vijf minuten is de monteur klaar. ‘Brandt het display?’, vraagt hij, terwijl
hij op de wasmachine staat.
‘Dacht het wel’.
‘Mooi’.
Hij trekt aan het deurtje. Die gaat open.
‘U kunt die twee T-shirts er wel uithalen hoor. Maar u bent zeker een man
alleen?’
Ik knik bevestigend. ‘Dit huis is te klein. Er past niemand meer bij.’
‘U gebruikt teveel wasmiddel, meneer. Dat hoopt zich allemaal op in de
trommel.’ Hij houdt duim en wijsvinger nog geen centimeter van elkaar. ‘Dat is
echt meer dan genoeg. Die wasmiddelenfabrikanten willen natuurlijk graag dat u er
een hele dop in flikkert, want dan bent u weer lekker snel terug in de winkel
voor een nieuwe fles. Nergens voor nodig en je was gaat er echt niet beter van
ruiken. En draai af en toe een kookwasje met soda en een doekje in de trommel.’
‘Ik bedank hem voor alle goede zorgen en geef ‘m gratis een gesigneerd boek van
mij mee.
‘Houdt u van lezen?’, vraag ik voorzichtig.
‘Ik heb al moeite met de Telegraaf.’
En uw vrouw?
‘Ik zal het haar eens vragen.’
‘Hier, neem maar mee. Allemaal leuke verhalen uit de stad. En anders zet u het
boek maar gewoon in de kast. Staat ‘ie ook leuk.’

Reacties
Een reactie posten