Maarten en het boshuisje
Het is maandagavond. De duisternis valt vroeg in vanwege de herfst. Maarten heeft net water op het vuur gezet. Hij kookt de rijst, snijdt kippendijtjes in blokjes en wentelt ze in de kipkruiden. De groenten snijdt hij in reepjes. Daarna zet hij de wok op het vuur en doet er een scheutje olijfolie in. Als de olie heet genoeg is, gaan de kippendijen erin, niet veel later volgen de groenten. Een paar minuten later, als de kip gaar is, gaat de rode zoetzure saus erbij. De rijst giet hij af om er vervolgens voorzichtig een beetje sambal in te doen. De rijst gaat in een diep bord, de kippendij met groenten en zoetzure saus gaan er bovenop. Hij eet alles op en zet daarna de televisie aan. Na zijn favoriete kennis- en blufquiz doet hij de afwas. Hij keert daarna terug naar de bank en leest ‘Boven is het stil’ van Gerbrand Bakker. Een prachtige roman over een eenzame boer die voor zijn zieke vader zorgt. Na vijftig bladzijden legt hij het boek terzijde. Het is half tien.
Het is zijn beurt om volgens het schema dat hij samen met zijn medebewoners heeft opgesteld en goedgekeurd, het toegangshek van het hofje midden in een kleine stad met middeleeuws centrum op slot te doet. Hij staat op, trekt een dun jasje aan en stapt in zijn blauwe klompen. Hij kan op twee manieren naar het hek toe. Door de voordeur of door de tuindeur. Hij kiest voor het laatste. Als hij de tuindeur van zijn kleine stadsappartement opendoet, waaien de herfstgeuren naar binnen. Het is donker in de tuin, maar gelukkig hebben de buren het licht aan. Zo ziet hij nog een beetje of hij de goede kant opgaat. Hij stapt de tuin in en via een klein pleintje komt hij bij het toegangshek.
De luxaflex in de keuken heeft hij open gedaan, de gordijnen in de woonkamer ook. Hij doet dat expres. Als hij straks terugkomt, ziet hij precies waar zijn huisje is. De lamp boven de keukentafel schijnt dan door de lamellen de tuin in. Bij terugkeer overkomt hem een gelukzalig gevoel. Zijn stadsappartementje midden in de stad is dan veranderd in een boshuisje, ergens diep verscholen in de donkere bossen van de Veluwe.
De wandeling naar het hek van de poort duurt hooguit een minuut. Vlak bij het hek ziet hij een leeg sigarettenpakje liggen. Hij raapt het pakje op en mikt het in een gemeentelijke prullenbak. Het is hier een populaire rookplaats, de verslaafden houden er graag hun verslaving in stand. Hij komt er wel eens eentje tegen rond deze tijd. De roker is altijd aardig en loopt met hem mee. Maarten laat hem voor gaan en sluit achter hem het hek. Soms komt er nog iemand aan die ook door het hek wil, want anders moet hij een kleine 300 meter omlopen om aan deze kant van de gracht te komen. ‘Dank u wel meneer’, zegt hij beleefd tegen Maarten. Ze zijn geen kwaaie jongens, denkt Maarten, ze roken alleen graag een peuk in het hofje.
Hij steekt de sleutel in het slot van het hek, draait 'm om en kijkt door de spijlen van het hek. Aan de andere kant van het hek hangt de feestverlichting boven de gracht. Het is rustig op straat. Nederland is in lockdown, de cafés zijn al anderhalf uur dicht. Een vrouw met hond loopt voorbij. Hij draait zich om en wandelt door de tuin terug. Na een minuut ziet hij aan zijn linkerhand dat het licht van de lamp boven de keukentafel de tuin in schijnt. Hij stapt over zijn tuinhekje, want opendoen is te veel moeite en bovendien klemt het. Hij gaat de woning binnen en sluit de tuindeuren. De gordijnen gaan dicht. Hij leest nog uurtje, daarna gaat hij slapen. In zijn boshuisje.
Het is weer geweldig Marcel. Prachtig hoe je je huisje en de nabije omgeving met woorden tot een Paradijsje kunt omtoveren. Ik ken het boshuisje uiteraard, maar ik kan me voorstellen dat iemand er zich meteen zou thuis voelen puur afgaand op jouw mooie tekst.
BeantwoordenVerwijderenHet is mijn huisje niet hoor. Het is het huisje van Maarten. :-)
VerwijderenDat is goed om te weten!
VerwijderenZijn favoriete kennis- en blufquiz? Dat moet haast wel 'Met het Mes op Tafel zijn'.
BeantwoordenVerwijderenWie weet!
Verwijderen