Een vrouw in Parijs
Het is zondagmiddag, half vier. Maarten zet zijn laptop uit. Het werk zit erop, de column voor de maandagkrant is net per mail verzonden. Hannah kan tevreden zijn, hij is voor de verandering een keer op tijd begonnen. Maar goed, hij had de tijd want het is ook een beetje een saaie periode met overschatte feesten als Kerstmis, oudjaarsavond en nieuwjaarsdag. Hij heeft er helemaal niks mee, behalve dan dat hij wél een kerstboom in huis haalt en zijn ramen beplakt met rode tape in de vorm van kleine ruitjes. Nog een paar nepsneeuwvlokken erop en klaar is kees. Hij ploft op de bank en begint te lezen in een van de mooiste novellen die hij kent: De klerk Bartleby van Herman Melville, vooral bekend van het boek Moby Dick. Melville stierf in 1891 eenzaam en anoniem. Pas in jaren twintig van de vorige eeuw werd Moby Dick herontdekt, een paar jaar na de herdenking van zijn honderdste geboortedag in 1919. Melville wordt nu gezien als een van de belangrijkste figuren uit de Amerikaanse literatuur.
‘Zie je wel’, denkt Maarten. ‘Je moet echt dood en begraven zijn voordat je een
beetje bekend wil worden als schrijver. Waarom wil ik dan in godsnaam een boek
schrijven?. Bovendien: als je een boek hebt geschreven, vragen ze een paar
maanden later waar je tweede blijft. Dan schrijf je een tweede en dan willen ze
weten of er nog een derde komt. Het is net als het leven. Rond je zestiende
vraagt iedereen zich af wanneer je een vriendinnetje krijgt. Heb je er eentje,
willen ze weten wanneer je gaat trouwen. Ga je trouwen, dan vragen ze waar de
kinderen blijven. Komen er kinderen, dan vragen ze wanneer je opa wordt en
word je opa dan vragen ze of er nog een tweede kleinkind op komst is. Als je
pech hebt en oud wordt, vragen ze ook of je nog achterkleinkinderen gaat
krijgen, want die kleindochter van je is toch zo’n leuke meid. Dat ze nou nog
niet aan de vent is, hè? Je zou er spontaan van emigreren naar een
eenpersoonsdorp in Nova Scotia in het oosten van Canada.
Als Maarten halverwege De klerk Bartleby is, gaat de telefoon. Hij kijkt op zijn
scherm: Hannah.
‘Je zou me ook een keer niet kunnen bellen natuurlijk’.
‘Ja, jij ook de beste wensen, Maarten.’
‘Ja, ja. Het mag nog vier dagen hè?’
‘Wat?’
‘Iemand de beste wensen wensen. Tot aan Driekoningen. Ik heb daar ooit nog een
hele leuke column over geschreven. Zal ik die volgende week insturen? Dan
hebben de meeste bedrijven hun jaarlijkse nieuwjaarsborrel. Als de krant er
eentje heeft, kom ik niet hoor. Dat je het alvast maar weet.’
‘Ja dat weet ik, Maarten. Maar ik bel even over je column van deze week. Hij heet ‘Een vrouw in Parijs’. Wat is dat nou weer?’
‘Zoals het er staat.’
‘Vorige week was het nog ‘Een vrouw in Madrid’. Dat wordt toch de titel van je
nieuwe boek?’
‘Ik had er toch tussen haakjes ‘werktitel’ bijgezet?’
‘Ja, maar het was toch juist ‘Een vrouw in Madrid’, omdat op dat geeltje in je
notitieboekje die naam van die vrouw en een adres in Madrid stond? Het staat
zelfs in je tweede boek, je dagboek.’
‘Misschien heb ik dat wel verzonnen. Ik verzin wel meer. Ik verzin in dat boek ook
dat ik in Rotterdam werk. Hele volksstammen zijn er ingetuind. Een oude
schoolkameraad die ik al jaren niet had gezien, werkt echt in Rotterdam. Hij ging zelfs vanaf het Centraal Station de route naar mijn werkplek lopen zoals
ik die beschreven had in het boek. Kon ‘ie het niet vinden haha.’
‘Ja hoor eens, zo kan ik het niet volgen. Wat is het nou? Parijs of Madrid?’
‘Ik denk Parijs. Vind ik een mooiere stad dan Madrid. En ik ken Parijs ook
beter. Komt beter uit als ik bijvoorbeeld uit de trein stap op Gare du Nord.
Dan weet ik dat tegenover het station een brasserie zit waar ik dan een
heerlijk kopje koffie bestel bij een echte Franse ober, een garçon. Een vrouw
in Amersfoort vind ik ook leuk trouwens. Of Antibes. Of Sampzon.’
‘Ga je nog meer verzinnen?’
‘Ik ga alles verzinnen. Sla alle vaste grond onder jou en de lezers vandaan. Net
als in het echte leven. Mensen denken dat ze alles kunnen controleren, maar dat
gaat niet. Het is zoals het is. Het gaat zoals het gaat. Net zoals het in deze
column gaat zoals het gaat. Misschien ga ik jou wel Kimberley noemen.’
‘Doe even normaal Maarten. Dat doe je niet hoor. Wat een kutnaam is dat zeg.’
‘Ik heb het net gedaan, dat zie je toch? Nou dag Kimberley, bedankt voor het
bellen hè? Maar nu ga ik weer verder lezen in Herman Melville. Die klerk Bartleby
is niet goed hoor. Haalt het bloed onder je nagels vandaan.’
‘Maarten, zeg onmiddellijk Hannah tegen mij!’
‘Liever niet.’
‘Nou je doet je best maar, schrijvertje van me. Als je volgende week maar die
column over de beste wensen inlevert. Ben benieuwd. Maar hoe weten je lezers
dan hoe het met die vrouw van je afloopt?’
‘Dat lezen ze in het boek. Ben al begonnen.’
‘Dus dat lezen ze niet in je columns?’
‘Nee, ze bekijken het maar, die lezers. Kopen dat derde boek, dat moeten ze
doen. Dan hebben ze straks een novelle van een van de meest belangrijke figuren
uit de Europese literatuur. Al moeten ze er vermoedelijk meer dan 100 jaar op wachten,
ik word de Nederlandse Herman Melville.’
Wat een raadsels gooit Maarten op tafel. Een vrouw in Madrid? Een vrouw in Parijs? Een DERDE boek? En al die raadsels zijn dan ook nog verpakt in een hilarische column. Je mag jouw columns onderhand echte page turners noemen.
BeantwoordenVerwijderenHet is in het derde boek op elke bladzijde weer afwachten wat er nu weer gebeurt.
VerwijderenDeze auteur zet de lezer graag op het verkeerde been. Straks blijkt Hannah ook helemaal niet te bestaan.
VerwijderenStraks is Maarten ook verzonnen, nou dan ben je mooi in de aap gelogeerd. Wie moet dan het boek gaan schrijven?
VerwijderenGoed opgelost Marcel! :-)
VerwijderenVolgens mij heeft Maarten het goed opgelost :-)
VerwijderenIk was in 2014 met de schrijver van deze columns enkele dagen in Sevilla, alwaar hij een deel van een boardingcard met een naam erop vond. Ik herinner me dat het ook iets met Rome te maken had. Een vrouw in Rome?
BeantwoordenVerwijderenIk heb het even gecheckt, maar Maarten laat weten deze stad nog nooit te hebben bezocht.
Verwijderen