Intelligente mensen
Zaterdag wilde ik tussen Eunice en Franklin naar Rotterdam. Ik had mijn vrienden van de bierblikkentoer – op een enkele uitzondering na - al een tijdje niet gezien en er moesten nog wat verjaardagcadeaus worden uitgewisseld. De bedoeling was dat dit zou gebeuren onder het genot van een pintje op de zaterdagmiddag. Het zijn de leukste middagen van het jaar.
Er was echter een probleem: hoe kwam ik daar? Weliswaar was Eunice een beetje uitgeraasd, maar de fiets was geen optie. Bovendien had ik geen idee hoeveel streepjes er aan het einde van de avond achter de door mij bestelde en opgedronken biertjes zouden staan. Een terugreis op de fiets wordt dan een hachelijke onderneming. De fiets, dat leek me niet verstandig.
Gelukkig waren de mannen en vrouwen van Prorail hard aan het zagen om alle bomen van het spoor te krijgen en volgens de NS zou de eerste trein van de dag om half vier richting Rotterdam vertrekken. Ik checkte elk half uur de NS-app en elk half uur stond de intercity naar de Maasstad in de programmering. Toen ik een uur voor vertrek nogmaals de vertrektijden bekeek, was de intercity digitaal verdwenen. Dit reisadvies komt te vervallen knalde het met rode letters uit mijn scherm.
Gelukkig woon ik niet in Appingedam of Bartlehiem waar de bus naar de bewoonde wereld een keer per dag langs komt. Als je die mist, kun je weer naar huis en het de volgende dag nog een keer proberen. In het westen van het land zijn er meer wegen die naar Rome leiden. In dit geval: de bus naar Zoetermeer en bij Pijnacker Centrum overstappen op de metro naar Rotterdam.
Ik was dan ook blij en verheugd toen lijn 455 met enkele minuten vertraging bij de halte kwam aanrijden. Helaas hadden meer mensen hetzelfde idee en stond het in het gangpad drie rijen dik. Ik stapte in, maar kon al snel niet verder. De chauffeur pakte met een diepe zucht de intercom erbij. Een diepbruine stem schalde door de bus. ‘Graag doorlopen naar achteren mensen, we gaan allemaal dezelfde kant op’. Schoorvoetend kwam het volk in beweging. Bij de volgende haltes ging er af en toe iemand uit en kwamen er nieuwe passagiers bij. Het paste net.
Halverwege verliet een passagier de bus. Er kwam een stoeltje vrij. Niemand ging zitten. De deuren gingen dicht en de buschauffeur gaf gas. ‘Misschien wilt u gaan zitten?’, vroeg ik aan de vrouw die naast mij in het gangpad stond. Ze keek me van achter haar mondkapje glazig aan, opende haar mond maar er kwam niets uit. ‘Als u gaat zitten is er meer ruimte in het gangpad’, probeerde ik het een tweede keer. De mond achter het kapje bleef openstaan. Een jongeman plofte op de stoel.
Na een voorspoedige reis in een niet zo drukke metro, stapte ik op Rotterdam Centraal uit, liep door de voetgangerstunnel naar de achterkant van het station, sloeg rechtsaf en stak na een paar honderd meter een drukke verkeersader over. Aan de overkant veranderde de weg in een fietsstraat. Ik zag links en rechts mooi rood asfalt en een ribbelzone in het midden om het autoverkeer te verleiden vaart te minderen. Achter mij hoorde ik een auto met een ronkende motor. De automobilist scheurde met 80 km/uur langs mij heen over de fietsstraat en vloog honderd meter verder net niet uit de bocht. Ik schudde mijn hoofd en vervolgde mijn weg.
Aangekomen bij het café deed ik de deur open. Ik zag een paar prachtige kerels met verweerde koppen bij het raam een partijtje schaak spelen. Ik hoorde aan de bar een filosofische discussie over de oerknal. Even verderop zaten de mannen van de bierblikkentoer aan de stamtafel. Ik overzag het tafereel en haalde opgelucht adem. Ik zag alleen maar intelligente mensen.
Ha die ouwe seun! Ik was een van de gelukkigen aan de stamtafel. Wat heerlijk geschreven. Ik beleef de hele avond gewoon nog een keer. Petje af!
BeantwoordenVerwijderen