Terug naar kantoor

Het is zover. Het kabinet heeft bekendgemaakt dat er meer coronamaatregelen verdwijnen. Een daarvan is het thuiswerkadvies. Al maanden volg ik braaf de persconferenties van de Nederlandse regering, maar het afschaffen van het thuiswerkadvies zat er nooit bij. Het werd niet eens genoemd. Ik zou het wel leuk hebben gevonden als de minister-president gewoon tussen neus en lippen had gezegd dat ook dit keer het thuiswerkadvies gewoon was verlengd. Dan heb je als kantoorklerk of vergadertijger in ieder geval het idee dat er aan je wordt gedacht. Helaas, ook tijdens de vorige persconferentie kwam het niet ter sprake. Inmiddels mag ik wel met mijn coronapas in een café vol met QR-codes de anderhalve meter volkomen negeren en een long covid oplopen, maar op diezelfde anderhalve meter uit mijn neus vreten in een verder lege kantoortuin was helaas verboden. Daar komt dus nu een einde aan.

Maar het kantoor wordt nooit meer hetzelfde. De afgelopen dagen hoorde en zag ik op radio en tv dat bedrijven hun kantoorsystemen radicaal omgooien. De helft van de bureaus is er inmiddels uit en daarvoor in de plaats komen zitjes en bankjes. Allemaal bedoeld om elkaar te ontmoeten, want zoals NRC-columniste Japke-d. Bouma al schreef in een van haar vele door mij stukgelezen boeken: werken doe je maar thuis. Ontmoeten deed ik vroeger, en dan heb ik het over een jaar of 40 geleden toen ik aan het begin stond van mijn niet zo glansrijke carrière waar ik toch redelijk en zonder al te veel  kleerscheuren doorheen ben gekomen, in de afdelingskeuken. Die keuken deelde je vaak met andere afdelinkjes op de verdieping. Zo zaten wij van debiteuren aan de ene kant van de verdieping en zij van crediteuren en personeelszaken en nog wat verdwaalde collega’s waarvan we niet wisten hoe we ze aan het werk moesten houden, aan de andere kant.

Soms was er geen plek bij personeelszaken. Dan zat die verdwaalde collega bij ons, bij debiteuren, omdat wij toevallig wel een plekje overhadden. Wij hadden bij debiteuren namelijk een collega die altijd ziek was en dus thuis zat. Dat is het voordeel van een collega die altijd ziek is: je hebt elke dag een werkplekje over, want aan flexwerken hadden we vroeger een broertje dood. Het salaris van de collega die altijd ziek was, werd overigens gewoon doorbetaald. Toen ze met pensioen ging, kwam ze naar kantoor om afscheid te nemen en de cadeaus en loftuitingen in ontvangst te nemen. Collega’s die haar nog nooit gezien hadden, stelden zich netjes aan haar voor. ‘We zullen je missen’, sprak de chef met gespeelde weemoedigheid in zijn ogen.

Maar in de keuken, tussen de twee afdelingen, gebeurde het. Daar stond iedereen om negen uur in de rij voor een bak niet te zuipen koffie. De enige koffie die wel te drinken was, kon je krijgen op de negende. Daar zat de directie en die had een echt koffiezetapparaat. En hoogpolig tapijt, maar dat terzijde. Op de negende was het trouwens maar saai. Niemand zei wat en iedereen zat achter dichte deuren te vergaderen over ingewikkelde zaken. We kwamen er alleen als ons koffieapparaat stuk was, liepen dan een etage omhoog en kon je met een gerust hart zeggen dat je alleen koffie kwam halen omdat het apparaat het bij ons niet deed. Dat geloofden ze wel, op de negende, ook als ons apparaat het wel deed en je gewoon trek had in echte koffie.

In de afdelingskeuken was je om tien over negen helemaal bijgepraat over het reilen en zeilen bij crediteuren en personeelszaken. En wisten zij hoe het er bij debiteuren aan toe ging. Ik zei dan meestal dat we nog steeds heel veel debiteuren hadden, want als we geen debiteuren zouden hebben, zou de afdeling worden opgeheven en daar hadden we geen zin in. Dan verstuurden we liever een week lang geen aanmaningen of dwangbevelen, anders raakten de debiteuren op. In de afdelingskeuken stond ook een afwasmachine. Daarin wasten we onze koffiekopjes en schotels af, de glazen voor het water en de thee en onze vorken, messen en lepels voor de lunch die we van huis meenamen. Er was wel een kantine maar die was zo alle Jezus ver weg en stervensduur dat we liever onze boterhammen, melk en fruit van huis meenamen. Die legden we dan tot twaalf uur in de koelkast.

Aan het einde van de werkdag stond het aanrecht vol met kopjes, schotels en glazen en een half opgegeten taart in een doos waar op een velletje papier stond geschreven dat je vooral moest pakken want Karel was jarig vandaag voor het geval je het had gemist. Er hing meestal nog een velletje papier. Daarop stond met dikke viltstift geschreven ‘vuile kopjes en schoteltjes horen in de afwasmachine’ of ‘ruim ook eens keer de afwasmachine uit’. Er was ook een collega die op een briefje schreef dat ze de kopjes en de schotels voor de zoveelste keer in de afwasmachine had gedaan, maar dat het toch echt de laatste keer was. Met de groeten van Bep. Het hielp niet, want de dag erna had ze hetzelfde briefje geschreven, maar dan met een andere kleur viltstift.

Morgen ga ik meteen kijken of het briefje van Bep er nog hangt. Maar dat zal wel niet, want ze is al jaren met pensioen en de afdelingskeuken is vervangen door een aanlandplek waar ik heerlijk kan ontmoeten.

Ik mis de afdelingskeuken. Ik mis Bep.

Foto Nastuh Abootalebi op Unsplash

Reacties

  1. Wat een pracht van een relaas over het kantoorleven seun. Ik hoop zo voor je dat je nog even thuis kan blijven werken. Ik weet dat je dat diep van binnen stellig wenst. Lekker geschreven, heel herkenbaar!

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Ernst Jan Gerhardt20 februari 2022 om 12:45

    Nog even doorzetten, seun. Als je met pensioen bent, mag je altijd thuiswerken!

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten

Populaire posts van deze blog

Thuiswerken

Er zit een man in het portiek

Vakantie