Staren en contempleren
Het was lekker weer van de week. Althans, dat hoorde ik van de weerman. Dat het zulk lekker weer was. Het zonnetje scheen, er stond een matige noordoostenwind die het toch nog iets frisser maakte, maar het was goed uit te houden. Volgens mij bestaat er geen lekker weer. Er is alleen weer. Soms schijnt de zon, soms regent het of is er een storm en af en toe valt er sneeuw. En als alles mee zit, dan mist het. Maar alles is weer. Daarom heet Marco Verhoef ook weerman en geen mooiweerman. En Diana Woei heet weervrouw en geen slechtweervrouw. Voor de genderneutralen onder ons: voor jullie heb ik nog geen goed woord gevonden, maar ik zie de suggesties graag tegemoet. Een reactie achterlaten onder dit blog mag.
Omdat het van de week dus weer was, stapte ik op een dag aan het einde van de middag op de fiets. Mijn vaste lezers weten dat er bij mij in de buurt een prachtig plekje is waar je van God en iedereen verlaten even op je gemak kunt contempleren. Dat laatste woord ga ik niet uitleggen, je zoekt het maar op. Wie overigens mijn column van vorige week heeft gelezen, weet denk ik wel welke kant ik uitga en anders bekijk je de foto bij dit stukje maar even, dan weet je genoeg.
Als ik mijn hofje verlaat en op de fiets stap, ben ik binnen tien minuten uit de bebouwde kom en rijd ik via een klein dorpje een smal boerenweggetje op, het Nederlandse polderlandschap in. Ik fiets niet hard en neem de tijd om de dingen om mij heen goed in mij op te nemen. Een reiger die hoog op zijn poten in de sloot staat, een zwaan die zijn veren verzorgt en netjes in de plooi legt of een boer die met zijn trekker het land bewerkt. De tijd staat hier stil. Er is weinig veranderd, behalve dat er wat kaveltjes zijn bebouwd door mensen met teveel geld. Er staan gedrochten van huizen op.
Na nog eens tien minuten fiets ik een stiltegebied in en stap ik af bij het eerste het beste bankje dat ik zie. Ik zet de fiets aan het hek, doe mijn rugzak af, pak een fles water en neem een slok. Een groep aalscholvers vliegt in de richting van hun kolonie, op zoek naar een plekje voor de nacht, in het riet hoor ik een vogel tjirpen en ik zit op mijn bankje te contempleren.
Na twintig
minuten komt er een fietser voorbij. Sportief type, strak in de fietskleding,
racefiets in de lak, ketting netjes in de olie. Hij remt. Ik doe alsof ik hem niet
zie en contempleer verder. Een kwartet ganzen vliegt over het moeras. Ik hoor
de man afstappen. Hij kucht even en besluit richting het enige bankje – het
bankje waar ik op zit – te lopen en plaats te nemen.
‘Goedemiddag’, zegt de man.
Ik brom iets terug. ‘Middag’.
‘Lekker weertje hè?’
Ik staar voor me uit. De man zwijgt.
Na vijf
minuten is hij het zat. Hij staat op en loopt naar zijn fiets. Stilletjes stapt
hij op en verdwijnt in de verte.
Ik kijk naar de stilte.
Ik staar en contempleer.
Heerlijk Seun. Ik word helemaal ying yang van je lekkere schrijfsels. Ik ga je stukje nog een keer lezen en daarna ga ik lekker contempleren. ( en staren )
BeantwoordenVerwijderen