De ekster en de steen
Pok! Ik zit aan de ontbijttafel de krant te lezen als vanuit de tuin een voor mij onherkenbaar geluid de kamer binnenkomt. Ik wacht af en luister of er nog meer komt, maar dat komt er niet. Ik schenk er verder geen aandacht aan en ga verder met wat ik aan het doen was: de krant lezen. Ik lees dat er weer volop wordt geklaagd in de stad. De auto’s rijden te hard, de fietsers fietsen over de stoep, de studenten drinken te veel en de koeriers rijden allemaal door rood.
Ondertussen begint het zachtjes te regenen. Ik kijk op buienradar en zie dat er de hele dag geen neerslag valt. Dat klopt dus niet. Ik sta op en sluit de tuindeuren die ik vanmorgen, toen het nog zo stralend zonde, open had gezet. Ik zet ze op een kier, want het is zomer dus koud zal het niet worden tijdens de bui. Bovendien moet ik mijn huis iedere dag goed doorluchten en de ramen tegenover elkaar zetten, anders verdwijnt de hitte van vorige week nooit. Ook daarover wordt geklaagd. Niet eens zozeer over de hitte, want dat schijnt iedereen geweldig te vinden, maar meer over het buitenbad in de stad. Of liever gezegd: over het ontbreken daarvan. Veel mensen schijnen het normaal te vinden dat je voor een weekje hittegolf een buitenbad moet hebben in de stad. Wat we er de overige 51 weken van het jaar mee moeten, weten ze niet. Ze weten ook niet wat het kost, maar ze willen het wel hebben. Daar hebben meer mensen last van. Kopen, kopen, kopen en als we in de schulden zitten, kloppen we bij de gemeente aan. En als we niet worden geholpen, hebben we in ieder geval weer iets te klagen.
Als de regen is
opgehouden met neervallen, zet ik de tuindeuren weer open. De zon is terug en
verlicht de tuin. Op de kist met daarin tuingereedschap, bloempotjes, bezem,
vogelvoer en tuinaarde zie ik iets liggen. Ik loop er naar toe en buig me over
de kist. Het is klein, grijs en hard. Het is niet rond, maar ook niet vierkant.
Het is een beetje van alles was. Je zou bijna denken dat er een meteoriet met
een doorsnede van vijf centimeter de tuin is ingezeild. Boven mij zit een ekster.
‘Is deze van jou vriend?’, vraag ik. Hij kraait het uit van
plezier met zijn lange blauwe staart en zijn gitzwarte snavel. ‘Kra!’, kraakt
de ekster en weg is hij. Ik bekijk het grijze steentje en heb geen idee wat het
is. Ik leg het op de buitentafel en laat het voorlopig voor wat het is.
De volgende
morgen ligt het steentje, of wat er voor door moet gaan, nog op de tafel. De
ekster zit in de boom en kijkt naar beneden.
‘Kra!’, roept hij.
‘Zo vriend, ben je er weer’, antwoord ik.
‘Kra!’
Ondertussen probeer ik te ontdekken waarom het steentje mijn tuin is
ingevlogen. Als ik omhoog kijk, zie ik aan het kozijn van de bovenbuurman een
stukje cement zitten. Er ontbreekt iets. Ik kijk nog een keer en zie dat het zo
goed als dezelfde structuur heeft als het steentje. Ik app de buurman, zeg dat
zijn huis uit elkaar valt en die van mij misschien ook en bel de woningbouwvereniging.
Een week later staat er iemand op de stoep.
‘Hallo, ik ben Dirk van de woningbouw. Ik kom even kijken.’
Ik laat hem binnen en loop met hem door de woning naar de tuin. Ik wijs naar
boven, naar het kozijn van de buurman.
‘Volgens mij is er een stukkie cement afgebroken en is het naar beneden komen
vallen.’
Dirk kijkt. ‘Zou kunnen ja. Soms smeert de metselaar als hij wat overheeft, nog
een beetje specie tegen de muur.’
‘Het huis is uit 1985’, zeg ik.
‘Oh ja, dat kan jaren blijven zitten, maar op een gegeven moment komt het naar
beneden’, zegt Dirk. ‘Kan geen kwaad hoor, maar ik zal er toch maar een foto
van maken. Nog een geluk dat je het niet op je hoofd kreeg.’
‘Ja, dan had de woningbouw mooi mogen betalen’.
Dirk negeert mijn opmerking. ‘Heb je dat stukkie nog ergens liggen toevallig? Dan
neem ik het mee als bewijs.’
Ik draai me om naar de tuintafel. Het steentje is weg.
‘Ik dacht dat ik het op de tafel had neergelegd, maar nu is het weg’, zeg ik.
‘Oh nou ja, zo belangrijk is het ook weer niet. Ik maak een melding en je hoort
nog van ons.’
Terwijl we teruglopen naar het huis hoor ik een hard geluid. Pok! Dirk grijpt
naar zijn hoofd en wrijft er over. Hij bekijkt zijn vingers. Die zitten onder
het bloed.
Boven in de boom zit een ekster.
‘Kra!’
Photo Natasha Miller op Unsplash

Dirk de arbeider en een ekster. Ieder die de Seun een beetje kent weet dat de arbeider geen schijn van kans heeft. Het lijkt wel een complot. Heerlijk neergepend Seun. Hulde!
BeantwoordenVerwijderen