Film
Ik mag graag naar de film gaan. Blockbusters en andere klootjesvolkfilms bij de grote commerciële jongens laat ik aan mij voorbijgaan, maar voor een goede artmovie kun je me ’s nachts wakker maken. Ik kruip daarom vandaag achter de pc, bestel online een kaartje, zie dat de cultbioscoop het naar mijn mailadres stuurt, trek mijn jas aan en stop mijn telefoon met daarop het kaartje, inclusief streepjescode, in mijn zak. De batterij staat op dertig procent maar ik denk dat hij het deze middag wel uithoudt. Onderweg naar het station – het filmtheater zit een stadje verderop - loop ik Joop tegen het lijf. Ik ken ‘m nog van vroeger van school. Joop is een intelligente man, heeft een goede baan en veel geld, maar praat net te veel over de hypotheekrente, de waarde van zijn huis, wanneer hij denkt het te gaan verkopen, de files op weg naar zijn vaste vakantieadres in Spanje en het veel te hoge parkeergeld in de stad. Films zijn niet zijn hobby en artmovies al helemaal niet.
‘Hé Joop.'
'Hé Maarten! Dagje vrij?
‘Elke maandag Joop. En jij?’
‘Ik heb een afspraak in de stad. En vanavond nog een vergadering bij de
voetbalclub. Druk, druk, druk. Wat ga je doen man?’
‘Oh, even een filmpje pakken.’
‘Leuk, waar gaat ‘ie over?’
Ik lieg dat ik naar een Franse artmovie ga en zeg: 'De film gaat over een
homofiele moslim die er op zijn 45ste achter komt dat hij in een verkeerd
lichaam is geboren en liever een flamingo in de Camargue was geweest. In
anderhalf uur tijd neemt de debuterende Koreaanse regisseur je mee in de
moeizame worsteling van de hoofdrolspeler. Uiteindelijk blijkt dat hij helemaal
geen flamingo wilde zijn, maar een gordeldier. Ja, daar zit je dan met je
pantserschild in Zuid-Frankrijk.'
Joop kijkt me glazig aan. ‘Lijkt me niks’.
‘Maar volgende week ga ik naar een film met Sylvester Stallone', lieg ik verder. 'Hij helpt ongeveer
het hele Russische leger in de Donbas om zeep met 400.000 doden tot gevolg. Uiteraard overleeft Sylvester als enige het oorlogsdrama en wordt hij door de
president van de Verenigde Staten als een held binnengehaald. Hij mag een
nachtje bijslapen en morgen krijgt hij een nieuwe opdracht: de volledige
Chinese marine in de Straat van Taiwan tot zinken brengen.’
‘Die film lijkt me leuker Maarten, maar die van vandaag zou ik overslaan als ik
jou was.’
Ik zeg hem gedag, loop verder naar het station, pak de eerste de beste trein en
een half uurtje later sta ik voor de deur van het filmtheater. De film begint
pas over twintig minuten dus ik bestel een kop koffie. De telefoon zet ik
alvast uit, want zelfs in de stilmodus vertrouw ik het niet. Het is mijn ergste
nachtmerrie: een telefoon die midden in de film afgaat. Ik zou me kapot schamen, de zaal direct in het donker verlaten en subiet op huis aangaan zodat
niemand mij na afloop in de foyer met een strenge blik aankijkt of begint te
vingerwijzen. ‘Ja, die meneer. Hij was het.’
De zaalmedewerker opent de deuren
van de bioscoopzaal en kondigt de film aan. Ik sta op, maar realiseer me opeens
dat het kaartje op mijn telefoon staat en die heb ik twintig minuten geleden uitgezet.
Ik pak de telefoon en druk aan de rechterkant de aan/uitknop in. Onderin
verschijnt een rood icoontje. Het moet een snoertje voorstellen, naarstig op
zoek naar een stopcontact. De telefoon blijft uit. Ik druk nogmaals de knop in,
maar de telefoon gaat niet aan. De batterij is dood. Ik loop naar de kassa waar
de dienstdoende kaartjesverkoper vanachter het loket een dame van middelbare
leeftijd probeert uit te leggen dat ze geen recht heeft op een gratis kopje
koffie in de pauze.
‘Waarom niet?’, vraagt ze met een elitair accent. Haar neus staat omhoog.
‘Omdat het alleen geldig is voor films op vrijdagmiddag mevrouw’, zegt de
lokettist. ‘En vandaag is het maandag.’
Ondertussen kijk ik naar de ingang van de zaal die ik vanaf de kassa kan zien.
De zaal stroomt vol. Over drie minuten begint de film.
Ze wil nog meer weten. ‘Hoe laat is de film afgelopen?’
‘Geen idee mevrouw’.
‘Is er een pauze?
‘Bij deze film niet’, antwoordt de lokettist zorgvuldig.
‘Welke zaal is het?’
‘Zaal 4 mevrouw’.
Ik word nerveus en roep over het hoofd van de vrouw of iemand mij kan helpen. Ze
draait zich om en doodt mij met haar blik. Daarna grist ze haar kaartje van de
toonbank en beent ze richting zaal 4.
De lokettist kijkt mij aan, maar zegt niets.
‘Ik heb een kaartje voor de film van half drie en die staat op mijn telefoon.
Alleen heeft ‘ie het net begeven. De batterij is leeg’, leg ik uit. ‘Maar ik
heb een account bij jullie, dus misschien kunt u het terugvinden in de
administratie?’
De man draait zich naar rechts, kijkt op een scherm en pakt een ordner die
naast het beeldscherm ligt. Hij begint op zijn gemak te bladeren. Hij kijkt
niet op of om. ‘Uhm ja’, zegt de lokettist. Hij praat verder in zichzelf. ‘Okay…’
Ik probeer een beetje energie in de man te krijgen.
‘De film begint over twee minuten. Kan ik misschien naar binnen en dat we na
afloop even verder kijken hoe we dit oplossen?’
De man zit met zijn neus diep in de ordner en blijft daarin. Ik besef dat de
administratie niet klopt door mijn toedoen en dat moet eerst worden hersteld.
Hij zucht diep: ‘Tja…’
Ondertussen roept de zaalmedewerker de film voor de laatste keer om.
‘Wilt u naar de film meneer? De zaal gaat nu sluiten’. Naast mij zie ik de vrouw
die mij net nog een kop koffie heeft verkocht, maar even uit haar rol stapt,
omdat ze al snel de ernst van mijn zaak inziet. Ik leg het probleem uit.
‘Kom maar mee’ zegt ze. ‘U ziet er eerlijk uit en eerlijke mensen krijgen hier
voorrang.’
De lokettist zit nog in zijn administratie. Hij heeft niet door dat er niemand
meer voor zijn loket staat.
‘Deze meneer heeft zijn kaartje op zijn telefoon staan’, legt de koffiemevrouw uit
aan de zaalmedewerker. ‘Maar zijn telefoon is net uitgegaan, batterij leeg. We
zoeken het na de film wel even uit.’
Ik mag doorlopen en plof neer op rij 3.
Als de film is afgelopen, loop ik de
foyer uit. Achter de bar zie ik de lokettist, de koffiedame zit achter het
loket. Als hij mij ziet, pakt hij een geprint kaartje met mijn naam erop. Hij
overhandigt het mij. Ik bedank hem, maar weet niet wat ik er nog mee aan moet
en verscheuren waar hij bij staat, lijkt me ook niet aardig.
‘Nou ja’, zeg ik. ‘De administratie is in ieder geval weer op orde zullen we
maar zeggen.’
De man knikt. Als ik me omdraai, kijk ik in de ogen van de vrouw van middelbare
leeftijd. Ze doodt me nogmaals met haar blik. ‘Die meneer was het’, zegt ze
tegen de dame die naast haar staat. Ik loop door en tik in het voorbijgaan haar
rechterschouder aan. Enkele seconden later hoor ik achter mij een zacht gegil,
gevolgd door het geluid van een vallende zak aardappelen.
Foto Jeremy
Yap op Unsplash

Hahahaha. Prachtig relaas weer Seun van het absurdisme van het kleine leven. Het is heel herkenbaar. Ik durf nooit ook veel te vragen in de filmhuizen, het kost je handenvol tijd en een hoge bloeddruk. Prima mensen, maar even kordaat aan de slag gaan, dat zit er vaak niet echt in. Je hebt de zenuwen en ergenis goed laten doorsijpelen in de tekst. Ik proef het gewoon. Hulde!
BeantwoordenVerwijderenGoed verhaal Marcel, iedereen wederom slaaf en slachtoffer van het systeem, menselijkheid/empathie ver te zoeken weer, gezicht als vaste bezoeker niet bekend, er wordt alleen op de pc gekeken, trieste ervaring
BeantwoordenVerwijderenHahahaha wat is de titel van die film? Die wil ik zien
BeantwoordenVerwijderenDe ene heet 'Een flamingo is nochtans geen gordeldier' en de andere is 'Rambo en Pippi Langkous zwemmen naar Taiwan'.
Verwijderen