Rondje
Vandaag had ik zin in een fietsrondje regio. De route voerde mij binnen vijf minuten naar de brug over het kanaal waarna ik in evenzovele minuten het groen van de regio in zoefde. Nou ja, maak er tien minuten van, want de brug stond open. Twee joekels van plezierschepen lagen te wachten tot de brugwachter het tijd vond de rode alarmlichten aan te zetten, de slagbomen neer te laten en met, vermoedelijk, een druk op de knop het beweegbare deel in gang te zetten zodat de brug open ging voor de kajuitjachten en dicht voor het overige verkeer.
‘Die
zit niet zonder geld’, zei de vrouw die voor mij stond te wachten tegen de man naast
haar. Ze wees op een van de jachten. De man was op de brommer en had z’n motor netjes
uitgezet.
‘Hij mag wel gas geven”, zei de man. De schipper had inderdaad geen haast om de
brug te passeren.
‘Dat doen ze allemaal’, zei de vrouw. ‘Even de boot showen aan ons om te laten
zien hoeveel geld ze hebben.’
De schipper bleef nog enkele minuten voor de brug drijven, maar besloot daarna
dan toch om met volle kracht vooruit te gaan. Het tweede jacht volgde.
De brug bleef open staan.
‘Ik denk dat de brugwachter even met een andere brug bezig is’, zei de man. ‘Er
zit in de hele stad geen enkele brugwachter meer. Ze zitten allemaal ergens in
een grote centrale naar een schermpje met twaalf bruggen te kijken.’
Terwijl de vrouw hem ongelovig aankeek, viel het brugdeel langzaam op zijn plaats, gingen de slagbomen omhoog, de lichten uit en kwam de meute fietsers sloom in beweging. Ik trapte flink door, sprintte de stad uit, nam het eerste het beste bospad en snoof de druppels van de bladeren af. Het had vannacht flink geregend. Na een kwartier kwam ik het bos uit en slalomde door een buitenwijk van een buurgemeente met te veel geld. Het openbaar gras was tot op de millimeter gesnoeid, drie hoveniers stonden in een rozenperk te schoffelen en elke straat had vier straatnaambordjes. Hier was geen toeslagenaffaire of stikstofprobleem.
Het asielzoekerscentrum was in geen velden of wegen te bekennen want die was vakkundig en met veel lobbywerk uit het bestemmingsplan gegumd. De spreidingswet was hier – mocht hij er komen - niet van toepassing. Een scoutingsgroepje met jongens en meisjes liep langs de kant van de weg. Een vrouw in een groen jurkje en op zwarte gympen liet haar witte poedel uit. De hond scheet in de berm, vlakbij hoorde ik de file op de rijksweg.
De martelgang door het dorp duurde tien minuten, daarna sloeg ik een landweg in en bevond ik mij volgens de uitleg op het aan de linkerkant van het fietspad geplaatste toeristische informatiebord in een groene zoom. Voor mij uit vloog met een gemiddelde snelheid van ongeveer 18 kilometer in het uur een witte kwikstaart. Elke dertig meter landde hij op het asfalt om, zodra ik hem te dicht was genaderd, weer op te vliegen om dertig meter verder weer op de weg te gaan zitten. Dit ritueel herhaalde zich drie keer, daarna sloeg hij linksaf, het weiland in.
De groene zoom kwam snel ten einde, want ik botste tegen een
bedrijventerrein aan die naadloos aansloot op een andere buitenwijk. De wijk moest gezelligheid uitstralen, maar het zag er niet uit. Voor iedere deur stond een SUV geparkeerd. Daarnaast stond een
Kia Picanto, een boodschappenwagentje voor het luttele leasebedrag van 149 euro
per maand. Een excuusbakfiets vertelde me dat deze mensen heel graag wilden
laten zien dat ze ‘groen’ deden. Volgende week zouden ze voor de
vierde keer dit jaar op vakantie gaan. Met het vliegtuig. Ik zette er een paar tandwielen bij en pedaleerde het groen weer in. Achter mij
vorderde gestaag de lelijkheid.

😎😂
BeantwoordenVerwijderenDank u!
VerwijderenLekker stukkie weer Seun en oh zo herkenbaar. Alsof ik met je mee fiets achterop de bagagedrager.
BeantwoordenVerwijderenDank, eenzame fietser!
VerwijderenMooi geschreven!
BeantwoordenVerwijderenAdrie
Dank je wel Adrie!
Verwijderen