No hablo alemán


Vrijdag ben ik vrij en doe ik niks. Ik vreet uit en vegeteer. Niet dat ik de rest van de week veel doe, maar vrijdag is wat mij betreft echt een vrije dag. Daarom sta ik altijd op donderdagmiddag in de supermarkt de weekendboodschappen in te laden. Ik weet precies wat ik moet halen. Het staat allemaal op een handgeschreven briefje dat ik van tevoren heb gemaakt. Op donderdag rond een uur of zes flans ik het in elkaar, gris de boodschappentas waar alles in past van een van de haakjes van de kapstok en ga op weg. Mijn jas heb ik niet uitgedaan want de tijd tussen thuiskomen en weer gaan, op weg naar de supermarkt, is een te verwaarlozen twee minuten. Je jas uitdoen is dan verspilde moeite en bovendien totaal niet efficiënt. En dat moet wel. Alles moet zo efficiënt mogelijk lees ik dagelijks in de krant. Dat bespaart geld en kosten en daar zijn de aandeelhouders reuze blij mee. Daarom worden er om de haverklap mensen uit geflikkerd, zoals laatst bij DSM-Firmenich. Er stonden plotsklaps 150 mensen met een pennenstreek op straat. Wel zo efficiënt, dacht de aandeelhouder en hij bekeek op teletekst de beurskoers. Die was omhooggeschoten vandaag. Hij pakte de telefoon en bestelde een nieuwe Maserati op afbetaling.

Afijn.

De supermarkt dus. Ik had alles van het lijstje in het mandje gedaan en liep naar de zelfscankassa. Ook zo’n wonder van efficiënt werken. De hulpkassa, zeg maar de kassa waar je nog vriendelijk goedemiddag wordt gewenst door een nog vriendelijker wat op leeftijd zijnde man, maar dat doet er nu niet toe, die hulpkassa was onbemand. Al mag ik van woke Nederland niet onbemand zeggen. En onbevrouwd is nog geen Nederlands, maar dat zal niet lang meer duren. Onbemenst is overigens ook geen Nederlands, dus laat ik die hulpkassa toch maar onbemand. Zo denkt de supermarkt er ook over. Daarom sta ik nu bij de zelfscankassa. Ik pak het treetje bier als eerste. De kassa zegt piep. Na het bier komt de boter en na de boter komt de hagelslag. Daar moet je snel mee zijn, met die hagelslag want die is in deze supermarkt razend populair en bijna niet te krijgen. Ook dit keer zegt de zelfscankassa piep. Het loopt als de gesmeerde bliksem.

Naast mij staat een jongeman van rond de 1.90 meter in een blauwe broek met een wit overhemd met korte mouwen. Hij spreekt in zichzelf of tegen iemand aan de andere kant van de twee witte dopjes die in zijn oor zitten. Ik versta niet wat hij zegt. Achter mij kakelen twee meisjes in roze jurkjes - ze hebben besloten vandaag dezelfde outfit aan te doen, maar misschien doen ze dat wel elke dag omdat ze een tweeling zijn, dat kan ook – Spaans tegen elkaar. Ik versta het dan wel niet, maar ik herken het dan wel weer als de taal van het Iberisch schiereiland. Hoewel dat niet klopt, want iedereen weet dat ook Portugal op het Iberisch schiereiland ligt en daar spreken ze echt geen Spaans. Verder hoor ik een man Duits praten tegen zijn vrouw en vult een Fransoos zijn tas met rode wijn. Een meisje in een blauwe spijkerbroek staat bij de uitgang. Ze draagt een polo in dezelfde kleur met het logo van de supermarkt erop. Ik reken af en besluit haar iets te vragen.

‘Mag ik jou iets vragen?, vraag ik.
Ze kijkt me niet begrijpend aan.
Ik wacht niet op een positief antwoord en ga verder: ‘Is er nog iemand hier die Nederlands spreekt?’
Ze blijft me aankijken en ik herhaal de vraag.
‘Spreekt er iemand hier Nederlands?’
Ze  haalt diep adem en zegt: ‘No hablo alemán, señor.’ Blijkbaar denkt ze dat ik een Duitser ben. Die talen lijken ook allemaal op elkaar.
Ik geef het op. Ik weet dat de stad dagelijks wordt overspoeld door toeristen en gok er op dat er op dit moment heel toevallig alleen maar anderstaligen in de supermarkt rondlopen en dat er voor het gemak voor was gekozen iemand aan te nemen die een van de meest gesproken talen van de wereld spreekt. Dat is dan wel zo efficiënt. Maar dat er werkelijk niemand Nederlands spreekt, verbaast me dan weer wel.

Ik loop de supermarkt uit. Buiten brandt de zon een gat in de ozonlaag. Ik steek de weg over en loop naar mijn stadsappartementje aan de Avenue Isabel Manoja. Vanaf de zevende etage zie ik de Middellandse Zee.

De volgende dag, op weg naar mijn werk, kom ik de buurman tegen. Hij groet me en kijkt me verontrustend aan.
‘Je ziet er vermoeid uit’, zegt hij in perfect Nederlands.
‘Dat kan kloppen. Ik heb geen oog dichtgedaan vannacht.’
‘Ja het was ook verschrikkelijk warm. Het leek wel Spanje, volgens mijn vrouw dan.’
‘Dat was het niet. Ik had een nachtmerrie. Ik droomde dat ik op vakantie was.’

 

Reacties

Populaire posts van deze blog

Boodschappen doen

Gevulde koeken

Autoluw