Er zit een man in het portiek
Ik schat hem rond de 25 jaar. Afgetraind. Zijn hoofd leunt tegen de reling van de trap. De man is gekleed in een korte lichtbruine broek, vaal, blauw T-shirt, bruin petje, zonnebril. Zijn witte sokken en blauwe sportschoenen zien er als nieuw uit. Hij draagt zwarte wielrenhandschoenen. Hij slaapt een diepe slaap, en dat op maandagmiddag om 17.30 uur. Even verderop staat een fiets. Ik vermoed dat de fiets van hem is. Hij staat niet op slot. Ik zie door het raampje van de voordeur dat de man diep ademt. Vermoedelijk is hij doodmoe. Ik laat ‘m maar even, maar na een half uurtje vraag ik mij toch af of hij wel in orde is. Ik open de voordeur van mijn woning op de begane grond, stap naar buiten en tik hem op de schouder. Ik tik nog een keer. Geen beweging. Bij de derde tik gaat zijn hoofd omhoog.
‘Are you okay?’, vraag ik. Ik begin maar meteen in het Engels, want ik vermoed
hier met een toerist te maken te hebben.
‘Huh?’
‘Are you okay?’, vraag ik nog een keer.
‘Moment, moment’, zegt de man. ‘Just a moment, please.’
Hij maakt een afwerend gebaar ten teken dat ik hem met rust moet laten.
Ik wijs op de fiets. ‘Is that your bike?’, probeer ik nog.
De man knikt en zakt met zijn hoofd weer tegen de reling.
Ik ga naar binnen en begin het eten klaar te maken. Ondertussen deel ik een
bericht in de buurtapp. Ik schrijf dat er een man in het portiek zit te slapen,
maar dat het verder wel okay is. Er schieten drie duimpjes het scherm in.
Na een half uur is de situatie nog niet veranderd en de houding van de man ook
niet. Ik besluit de politie te bellen op het geen-spoed-wel-politie-nummer. Ik
tik 0900-8844 in. Een bandje zegt dat ik moet wachten, want alle medewerkers
zijn in gesprek. Na vijf minuten hang ik op en bel voor de zekerheid toch maar
112. Wellicht is hier sprake van een medisch noodgeval. Zeker als je al een uur
in dezelfde houding zit en ondertussen ligt. Na drie minuten is er nog niemand
aan de lijn gekomen. Ook nu hang ik weer op en kijk door het raam of de man nog
ademt. Dat is het geval. Ik leg ondertussen de gejaste piepers in een pan met
water. Na drie minuten gaat mijn telefoon. Ik heb een 112-medewerker aan de
lijn.
‘U had gebeld?’
Ik bevestig de vraag en doe de situatie uit de doeken.
‘Het is momenteel erg druk. Zodra er een eenheid beschikbaar is, sturen we ze
langs.’
Ik bedank voor het terugbellen en maak een blik doperwten open. Een klont boter
gaat in de pan. Daar gaat zo een hamburger in. Ik kijk nog een keer uit het
raam. De man is opgestaan, heeft de portiektrap verlaten en zich tegen mijn
deur genesteld. Hij slaapt verder. In zijn linker hand zie ik een fles wodka.
Ondertussen melden enkele buren zich in de app.
‘Ik liep er net langs. Het ziet er komisch uit’.
‘Oh jee, hij ligt ook écht tegen jouw deur’.
Ik schep de avondmaaltijd op mijn bord en werk het voedsel in tien minuten weg.
Daarna check ik de man weer.
Ik zie hem opstaan. Hij leunt tegen de muur aan de zijkant van mijn deur en ledigt
de blaas. Dan loopt hij naar zijn fiets. Hij sloopt zijn zadel eraf. Vervolgens loopt hij naar de fiets van de buurman en begint dat zadel los te wrikken. Een
soort ruilhandel, maar dan anders.
De buurman ziet het, stormt naar buiten en begint tegen de man te praten. Hij
grist zijn zadel uit zijn handen. De dronkaard wordt opeens wakker. ‘My bike!', schreeuwt hij. ‘My bike’. Een tweede buurman arriveert. Dat wordt de
dronkaard teveel en hij trekt zich terug. Hij stommelt weg en loopt
met de fiets aan de hand de straat uit. Zijn eigen zadel ligt nog op de grond.
Daarnaast een sleutel en een aansteker.
‘Hij vergeet zijn zadel’, zegt de ene buurman tegen de andere.
‘Dat merkt hij wel als hij gaat fietsen’, zegt de andere. ‘Het gaat vanzelf een
keer pijn doen.’
Ik voeg mij bij de buren voor een evaluatie van het hele gebeuren. Daarna gaat iedereen zijns of haars weegs en ik check de schade. De muur en de vloer van het portiek zijn nat. Ik vul binnen een emmer water met bleekwater. De buurvrouw overhandigt mij een desinfecterend schoonmaakmiddel. ‘Doodt alle bacteriën’, zegt ze. Ik mik een volle emmer door het portiek en begin te schrobben. Na twintig minuten is alles, zelfs mijn voordeur, brandschoon. Het portiek is zelfs nog nooit zo schoon geweest, denk ik bij mezelf. Ik kijk vol trots naar het portiek en mijn glimmende voordeur.
’s Avonds, als ik op de bank zit, denk ik na over het voorval. Alles heeft een
reden is mijn stellige overtuiging. Overal zit een boodschap in. Ik denk diep
na en kom ten slotte tot de conclusie. Zeg maar 'de moraal van dit verhaal': ik moet wat vaker mijn portiek en mijn voordeur schoonmaken, maar er was een
dronkaard voor nodig om mij dat duidelijk te maken.
Foto: Orkhan
Farmanli op Unsplash
Hahaha. Zeer vermakelijk en dat einde zag ik niet aankomen.
BeantwoordenVerwijderenDank u wel meneer
VerwijderenIk zal de prachtig schone portiek even goed komen bekijken!
BeantwoordenVerwijderenTot zo! :-)
BeantwoordenVerwijderen